Het bij de UNESCO ingeschreven mijnbouwbekken
Sinds 2012 komt het mijnbouwbekken Nord-Pas de Calais in aanraking met vooraanstaande oorden en monumenten die op de lijst van het werelderfgoed staan. Het mijngebied is ingeschreven uit hoofde van « Levend evolutief cultuurlandschap ».
Het cultuurlandschap is deels door de mens, deels door de natuur tot stand gebracht. Het betreft grondgebied waarvan de mens natuurlijke rijkdommen heeft benut en nieuwe landschappen heeft ontwikkeld. Het mijnbouwbekken is een buitengewoon voorbeeld van door de steenkoolindustrie getransformeerd landschap. De industriële landschappen zijn van nature aan verandering onderhevig. Het mijnbouwbekken uit de XXste eeuw heeft de mijngebieden van de XIXde eeuw vervangen : deze landschappen hebben op hun beurt wijzigingen ondergaan door technische en economische mutaties uit de XXste eeuw. Tegenwoordig staan we in de XXIste eeuw voor de uitdaging deze ontwikkeling voort te zetten met respect voor de patrimoniale waarde van deze landschappen. Zij vormen tegenwoordig de patrimoniale signatuur van het Mijnbouwbekken waarmee het zich onderscheidt op de schaal van de regio Nord-Pas de calais, van Frankrijk en de wereld.
In de regio Valenciennes, in Fresnes-sur-Escaut zijn in 1720 de eerste houweelslagen van de geschiedenis van de steenkoolexploitatie gezet in Nord-pas de Calais. Gedurende bijna tweehonderdvijftig jaar heeft de Mijnbouwmaatschappij van Anzin van de regio Valenciennes een geavanceerd op vooruitgang gericht grondgebied gemaakt dat tot op de dag van vandaag een prestigieuze erfenis heeft bewaard.
Talrijke oorden die deel uitmaken van de 353 erfgoederen die behoren tot de perimeter van het werelderfgoed onthullen zich momenteel ter gelegenheid van uiteenlopende routes of wandelingen door het erfgoed, georganiseerd door het V.V.V.-kantoor en Congresbureau van Valenciennes Metropool, waaronder :
Het kasteel Hermitage in Condé-sur-l’Escaut (waar in 1757 de oprichtingsakte werd getekend van de Mijnbouwmaatschappij van Anzin). De Brandspuit van Sarteau in Fresnes-sur-Escaut (unieke getuigenis in de regio van de oneindige strijd die de mijnbouwwerkers hebben gevoerd tegen het water). Buitengewone mijnbouwsteden : het « coron (arbeidersdorp) des 120 » in Anzin, de stad « voormalig Thiers » in Bruay-sur-Escaut, de oude stad van Soult in Fresnes-sur-Escaut, en eveneens de stad Taffin in Vieux-Condé. De steenbergen van Bleuse Borne in Anzin of de steenstort van het gebied Ledoux in Condé-sur-l’Escaut. De schachttorens Dutemple in Valenciennes en Ledoux in Condé-sur-l’Escaut.
Het Mijnbouwbekken is tot stand gekomen op het platteland met talrijke natuurlijke bijzonderheden (waterwegen, laagvlaktes, valleien, bossen) die verantwoordeljk zijn voor het afwisselende landschap. De exploitatie heeft eveneens de hydrografie van het landschap grondig gewijzigd en een nieuw structuurgevend element toegevoegd, namelijk de meerverzakking, met name in de zones die van oorsprong moerasgebieden waren. Deze verzakkingen hebben het ontstaan van uitgestrekte watergebieden en wandelpaden bevorderd waar we de natuur tegenwoordig delen met een grote verscheidenheid vogels en uitzonderlijke flora ; de meren van Chabaud-Latour en de Zwarte Dijk in Condé-sur-l’Escaut, alsmede het meer van Amaury in Hergnies zijn hiervan goede voorbeelden.
De cavalerist « Somain-Péruwelz », de voormalige spoorweg die de extractiegroeves met elkaar in verbinding bracht, en is gerehabiliteerd tussen Bruay-sur-l’Escaut (Frankrijk) en Péruwelz (België), is een zeer aangename wandelroute en het middel bij uitstek om de rijkdommen van dit mijnerfgoed te ontdekken, net als de lijnen van de huidige tram van Valenciennes.